Onweer
We zaten buiten op het terras bij ons thuis, op de Bosakkers, op een mooie zomerse middag in 2014. Eén van onze kleinzoons was bij ons, dat was Cas. Op een gegeven moment begon de lucht te betrekken en begon ik wat over vroeger te vertellen, zoals mensen doen die wat ouder worden. ‘Wat komen daar mooie bloemkolen aan de lucht’, zei ik en mijn gedachten gingen weer terug naar vroeger, naar de jaren 50 en 60, naar de onweersbuien die dan het meest onder melkerstijd waren – om een uur of vijf, zes. Je moest dan stoppen met melken, want je was met blanke emmers en bussen bezig en werd het te gevaarlijk. De koeien moesten dan weer los. Moet je je voorstellen: we waren met de hand aan het melken.
Of we waren aan het hooien. We letten toen veel meer op de lucht, we hadden in die tijd nog geen buienradar. Als dan een onweersbui boven Assen hing en daar bleef hangen, dan ging de bui nog wel eens om ons heen en splitste daar. En dat zei men wel eens: ‘hij wil niet over het Asser bos’, dat had met thermiek te maken.
Maar wanneer de bui wel overkwam, dan was het wel weer haasten om het hooi op tijd binnen te halen of het aan de opper te zetten. Bij een onweersbui was er meestal nogal wat wind en dan waaiden de oppertjes weer over het land.
Het gebeurde ook wel eens, dat er ‘s nachts een onweersbui was. Dan moesten we uit bed, kleren aantrekken en ook nog wel de klompen aan. Mijn moeder nam dan gelijk al een blikken trommel mee met een theedoek er om heen om hem beter vast te houden, die kwam dan op tafel te staan en kon je hem zo meenemen, als er iets gebeurde. In die trommel zaten dan de brandverzekeringspapieren en andere belangrijke papieren in en ook wel geld als er een koe was verkocht. Dat was altijd contant geld. Of het was melkgeld, ook altijd contant geld, dat nam de melkrijder mee van de fabriek. Dat geld zat in een enveloppe en die bevestigde hij tussen de deksel en de melkbus, die zo aan de weg stond.
Als het onweerde mochten wij niet voor het raam gaan staan of niet in de baanderdeur.
Dat was bij de meeste mensen zo in het dorp. Toen had iedereen een boerderij, een varken of een paar kippen. Ik heb het een keer meegemaakt, dat er vier koeien dood lagen van de buurman uit Anloo: door de bliksem. Als het regent en onweert, gaan de koeien in een hoek van het weiland staan met de koppen over de afrastering, het slaat nog wel eens op de afrastering. Met een onweersbui zijn er bij ons ooit twee weide-afrasteringsklokjes in elkaar gesmolten.
Je was er soms ook wel blij mee, als het geregend had, dan kon het gras weer groeien.
Roelof Bonder